Paddenstoelen op de Domburgsche
Dit overzicht omvat een omschrijving van de meest opvallende en/of veel aangetroffen soorten paddenstoelen die in de baan voorkomen. Het is dus bij lange na geen volledig overzicht van wat onze specialist Henk Remijn de laatste jaren in de baan ontdekte.
Bij de soorten staat de status aangegeven, dat wil zeggen dat er onderscheid gemaakt wordt van algemeen voorkomend tot zeer zeldzaam.
Voor degene die meer wil dan dit summiere overzicht: een complete lijst van bijna 100 soorten paddenstoelen die de laatste 7 jaar op de baan zijn aangetroffen, vindt u onder ‘downloads’ op deze website.
De inventarisaties vinden veelal 2 x per herfst plaats. Als u hieraan wilt deelnemen, geeft u dit dan even aan bij één van de commissieleden, dan wordt u van tevoren van het tijdstip op de hoogte gebracht.
GEWONE WEIDECHAMPIGNON – Gevoelig
Hoed halfbolvormig tot uitgespreid, Ø 3-10 cm, glad of schubbig, wit tot crèmegeel.Lamellen vrij, diep roze tot bruin.
Steel 3-10 x 1-2 cm, wit tot zwak geel, met een dunne vluchtige witte ring in de vorm van een gescheurde kraag en met een versmalde basis. Vlees wit, bij kneuzing roze. Smaak aangenaam. Geur aangenaam.
Op de grond in zwak tot vrij sterk bemeste graslanden op matig zure tot neutrale zand-, veen- en kleibodems, ook in gazons en bermen en soms in licht bos.
WEIDEKRINGZWAM – Algemeen
Hoed gewelfd tot vlak met een breed bultje, Ø 2-5 cm, rossig-beige tot vleeskleurig-crème.
Lamellen wijd uiteen, wit tot okercrème.
Steel 2-10 cm x 3-5 mm, stijf, taai, wittig tot bleek geel. Vlees wittig. Geur aangenaam, naar vers zaagsel of amandelen.
Vaak in groepen of heksenkringen* op gras(wortels) en humus in graslanden, ruigten, lanen en parken, soms op de kale grond.
RUITJESBOVIST – Algemeen
Vruchtlichaam gedrongen peervormig tot breed kussenvormig met smalle basis, breed en kort gesteeld, Ø 5-15 cm, tot 15 cm hoog. Bovenste deel met vlakke, piramide-achtige, schubbige wratten, die een zeshoekig patroon vormen, wit of crème tot bleek grijsbruin, met perkamentachtige, grijsbruine binnenste laag.
Steel 5-8 cm hoog, wittig crème tot grijsbruin, met toegespitste, geplooide basis. Vlees olijfbruin.
Komt meest voor op zandige bodem in zwak bemeste, droge graslanden, op bemoste plekken in de duinen, in loofbossen en gemengde bossen en parken.
GELE KNOTSZWAM – Matig algemeen (gevoelig)
Vruchtlichaam slank knotsvormig, vaak gebogen-gedraaid, 1-6 cm x 2-4 mm. Bovenste deel met een spitse top, glad, dooiergeel. Steel glad, dooiergeel met een bleekgele basis. Vlees stevig, vezelig, bleekgeel.
Op de grond tussen gras en mos in open bosranden, grazige bermen, dijken, wei- en hooilanden.
ZWARTWORDENDE WASPLAAT – Vrij algemeen
Hoed spits kegelvormig, Ø 1-4 cm, oranje tot rood, zwartwordend. Lamellen breed, wit tot zwavelgeel.
Steel 3-7 cm x 2-7 mm, vezelig gestreept, zwavel- of groenig-geel tot oranjegeel, bij aanraking zwart vlekkend. Vlees oranjegeel tot geelwit. Geur geen.
In niet of weinig bemeste graslanden, vochtige duinvalleien en wegbermen, ook in loofbossen.
GEWONE ZWAVELKOP – Algemeen
Hoed gewelfd, Ø 2-7 cm, helder zwavelgeel, met een oranjebruin centrum, de rand vaak met bleekgele tot bruine velumresten. (Velum is een dun membraan om een steeltjeszwam.)
Lamellen citroengeel-groenig tot vuil grijsgroen.
Steel 4-10 cm x 5-10 mm, gebogen, zwavelgeel, met een zwakke, door de sporen purperbruin verkleurende ringzone en een bruine steelbasis. Vlees zwavelgeel. Geur zwammig.
In bundels of groepen op dood hout (houtsnippers) van loof- en naaldbomen in bossen en plantsoenen. Voorjaar-herfst.
DUINPARASOLZWAM – Matig algemeen
Hoed klokvormig, dan uitgespreid met een stompe bult, Ø 3-5 cm, fijn viltig, wit tot crème-wit met gelig-bruin centrum, met een vlokkige rand.
Lamellen wit tot crème.
Steel 4-6 cm x 4-7 mm, glad, wit, onder de vergankelijke, vlokkige ring bleek geelbruin met witte vlokken. Vlees wit. Geur onaangenaam scherp.
In kortgrazige duinvegetaties en droge kalkgraslanden op kalkhoudend zand.
GROTE PARASOLZWAM – Algemeen
Hoed bolvormig (verschijnend als een trommelstok voor de grote trom), dan vlak met een verhoogd centrum, Ø 10-25 cm, licht geelbruin tot grijsbruin, concentrisch gezoneerd met donkerbruine, grove schubben. Lamellen wit.
Steel 15-30 x 1-3 cm, crème, met viltige, grijsbruine, horizontale zones, een grote, dubbele, langs de steel verschuifbare, van boven witte en van onderen bruine ring en met een knolvormig verdikte voet. Vlees wit. Geur zwak.
In niet- of weinig bemeste graslanden en bermen en loofbossen en gemengde bossen op voedselarme grond.
GEWONE WEIDEWASPLAAT – Zeldzaam
Hoed gewelfd tot afgevlakt, Ø 2-6 cm, vaak met een verdiept centrum, glad, mat, droog, abrikooskleurig tot bruinoranje.
Lamellen breed, aflopend, crème-oranje.
Steel 3-6 cm x 6-12 mm, glad, droog, wittig-crème tot crème-oranje. Vlees crème-oranje. Geur zwammig.
In oude, schrale graslanden, grazige wegbermen en langs dijken op voedselarm zand of klei.
ZANDTULPJE – Bedreigd
Voor het eerst aangetroffen in 2018 achter green 5.
Vruchtlichaam bekervormig, Ø 2-4 cm, zich gedeeltelijk ondergronds ontwikkelend en stervormig met 4 tot 6 lobben openend, weinig boven het zand uitkomend. Binnenzijde donker geelbruin tot dadelbruin. Buitenzijde bleek grijsbruin, met zand bedekt, met een breekbare myceliumstreng wortelend.
Komt voor op (rottende) helmwortels in de buitenduinen.
Heksenkringen
Beroemd zijn de 100 meter in diameter en 300 jaar oude, als olympische ringen onderling vergroeide "fairy rings" van de Weidekringzwam, die op de heuvels rondom Stonehenge voorkomen. Op de baan zijn ze te vinden in fairways en op sommige greens (bijv. hole 8). Het uitgroeiende mycelium van de Weidekringzwam produceert blauwzuur, waardoor het gras aan de buitenkant van de groeicirkel geel verkleurt en afsterft, waarna er een kale zone ontstaat. Aan de binnenzijde van de cirkel maakt het mycelium met enzymen voedingsstoffen aan, terwijl in dezelfde zone in het late najaar de vruchtlichamen afsterven en wegrotten. Door die nieuwe voedingsstoffen wordt het gras hier vervolgens groener en hoger.